Wapenschild Boreel van Hogelanden

Niet bekend

Schild in raadzaal gemeentehuis: In zilver een hoge, zwarte keper, beladen met twee ineengestrengelde gouden zwepen, en vergezeld van drie zwarte jachthoorns, goud geopend, gemond, beslagen en gesnoerd, en op de top van de keper een zilveren schildje met een rechtop geplaatste rode linkerhandpalm en in een rood schildhoofd een gaande gouden leeuw. Schildhouders: Twee engelen van natuurlijke kleur, gekleed in een zilveren gewaad, dat de buitenste borst bloot laat, en met geopende, naar beneden gerichte vlucht; het geheel geplaatst op een wolk van natuurlijke kleur. Het schild is overtopt met een kroon van drie bladeren en tweemaal drie parels.

Jacob Boreel was in 1665 gezant naar Moscovië, schepen, ambassadeur in Frankrijk, schout en betrokken bij de Sociëteit van Suriname. In 1691, 1693, 1695, 1697 was hij burgemeester van Amsterdam. Zijn familie was afkomstig uit Gent en naar Middelburg verhuisd. Daar was Jacob Boreel burgemeester en een van de oprichters van de VOC. Zijn broer Johan Boreel was onderhandelaar bij het Twaalfjarig Bestand en stond op vriendschappelijke voet met Hugo Grotius. Jacob Boreel was de zoon van Willem Boreel, pensionaris van Amsterdam. Van 8-9-1664 tot 21-8-1665 was hij als gezant in Rusland, samen met Nicolaes Witsen. Boreel werd de schoonzoon van Maria Trip, toen hij in 1667 met Isabella Coymans (1647-1705) trouwde. Johan Boreel, waarschijnlijk zijn broer, werd gezant in Engeland. Tussen 1678 en 1681 was hij ambassadeur in Parijs en correspondeerde hij met Johan de Witt, Christiaan Huygens en Pieter de Graeff. Die stad was niet de meest aangewezen plek: hij was weinig verfijnd en haalde zich de woede van Lodewijk XIV op zijn hals. Als diplomaat was Boreel aanwezig bij het sluiten van de Vrede van Nijmegen en de Vrede van Rijswijk. Van 1681 tot 1691 was hij schout en adviseerde de vroedschap. Boreel was actief in het veroordelen van boekverkopers en marskramers, die “ongeoorloofde pasquillen, Franse gazetten en vuyle libellen” verkochten. Zijn naam wordt genoemd in een proces van de burgemeesters Joan Huydecoper van Maarsseveen (jr) en Nicolaes Witsen tegen De Romeijn de Hooghe. In 1690 kocht hij een kasteel in Heemskerk en liet het afbreken. Op 31-1-1696 werd zijn huis Herengracht 507 geplunderd bij het Aansprekersoproer. Boreel en zijn zoon, de stadssecretaris, werden beschuldigd de aanzet te hebben gegeven tot een nieuwe belasting op begraven in de kerk. De voordeur werd met een lantaarnpaal geforceerd. Boreel, nogal zwaarlijvig, lag meestal ziek op bed vanwege jicht en kon ternauwernood over de schutting van de buren worden gesleurd. Alle meubels, spiegels en kostbaar porselein werden stukgeslagen, meegenomen of in de gracht gegooid. Burgemeester Jeronimo de Haze (Herengracht 520), wist zich te redden door geld op straat te gooien. Jacob J. Hinlopen wist het volk tot bedaren te brengen. Dezelfde avond zijn twee schelmen bij het licht van flambouwen aan de tralies van de Waag opgehangen. Toen de schade getaxeerd was, sprak men er schande van dat de middelmatige familiestukken van burgemeester Boreel hoger geschat waren dan de prachtige collectie van kapitein Spaaroog, die schilderijen verzamelde van Philip Wouwerman. Zijn zoon Willem Boreel (1675-1727) trouwde in 1704 met Catharina Clara Geelvinck. Het echtpaar woonde op Herengracht 509-511, een van de duurste panden op de gracht. Hij was directeur van de Sociëteit van Suriname (1709-1726), tot hij werd benoemd als ambassadeur in Parijs.Toen Jacob Boreel Jansz. in 1742 Beeckestijn kocht begon de Barok plaats te maken voor de Rococo. Een gravure van J. Houbraken toont Boreel met een jas, waaronder een vest en een hemd met jabot. De pruik die hij draagt is een overgangstype tussen de zware en volumineuze allongepruik uit de tijd van koning Lodewijk XIV en de staartpruik met krullen opzij, die in de tweede helft van de eeuw in zwang kwam. Jacob Boreel en zijn vrouw, Agneta Margaretha Munter, gebruikten Beeckestijn als buitenverblijf. Sinds het begin van de zeventiende eeuw heeft de buitenplaats minstens zes verbouwingen en uitbreidingen ondergaan. Dit gebeurde in opdracht van de Amsterdamse regentenfamilies Corver, Trip en Boreel. Beeckestijn bleef ruim twee eeuwen in handen van de familie Boreel, totdat het in 1952 door de gemeente Velsen werd gekocht. Het huis werd in de oorlog ernstig aangetast. Het was onbewoonbaar en belangrijke interieurdelen waren verdwenen. Sindsdien is het huis met geld van particuliere instanties, fondsen, gemeente, provincie, rijk en de Europese Gemeenschap gerestaureerd. Het landgoed is op dit moment eigendom van Natuurmonumenten, het huis van Vereniging Hendrick de Keyser. De tuinen van Beeckestijn maken onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur en zijn een belangrijke verbinding tussen het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en het recreatiegebied Spaarnwoude.

Historische collectie
Andere/diversen
2D binnen
Foto van Wapenschild Boreel van Hogelanden